Bus Stop
Minus vijftienhonderd. Dit slaat op het feit dat het aantal bushaltes de laatste ruim vijf jaar met vijftienhonderd is afgenomen. De ene deskundige noemt dit ‘schrijnend’, een andere ‘begrijpelijk’.
De waarheid ligt, zoals zo vaak, natuurlijk in het midden. Het hele openbaar vervoer in Nederland kost veel geld. Heel veel geld. De baten staan niet in verhouding tot de kosten en dus moet de overheid (Rijk, provincie en gemeente) financieel bijspringen. Maar ja, als lijnen helemaal niet rendabel zijn, er andere prioriteiten zijn of er moet worden bezuinigd, dan weet je het wel. Haltes verdwijnen, of complete buslijnen worden geschrapt. Dit probleem speelt zich af in plattelandsgebieden, maar vergis je niet, ook in de steden staat het buslijnennetwerk onder druk. Schrijnend natuurlijk voor de mensen die door omstandigheden volledig van het openbaar vervoer afhankelijk zijn. Uiteraard is er ook begrip voor deze beperking van de dienstverlening aan de burgers. Dat wordt ingegeven door economische motieven. Anders gezegd: het wordt te duur, er moet te veel geld bij. ‘Human interest’ ontbreekt helaas bij veel economen en beleidsmakers. Dat weten we inmiddels allemaal. Groningers en toeslagouders kunnen hierover meepraten. Maar, we kunnen natuurlijk de overheid niet als enige de schuld geven. Er zijn in bepaalde gebieden en wijken gewoon te weinig reizigers. Velen hebben alternatieven gevonden. Het goede nieuws bij dit alles is dat er door de overheden en vervoersmaatschappijen óók over alternatieven wordt nagedacht. Zo zie je in het land steeds vaker een buurtbus rijden die kleine dorpen met een stad verbindt. En er zijn ook andere initiatieven, zoals Auto Maatje, waarbij vrijwillige chauffeurs met hun eigen auto minder mobiele plaatsgenoten, die geen rolstoel gebruiken, vervoeren. (Wellicht is dit idee door ons over te nemen en noemen we het Bus Maatje.) Ook bestaan er belbussen, telefoonbussen en flexbussen, allemaal vormen van vraagafhankelijk vervoer, waarbij de ritten vaak via een vaste route worden gereden.
En dat brengt mij bij de wijkbus. Een fenomeen dat hier in Rotterdam is uitgevonden en inmiddels alweer bijna veertig jaar bestaat. Er is geen sprake van haltes of vaste routes. Klanten bellen minstens een dag van tevoren en worden volgens afspraak thuis opgehaald en later weer teruggebracht. Hoe simpel kan het zijn. Dat simpele is meteen ook de kracht van de wijkbus. Maar dat niet alleen. Die eerdergenoemde ‘Human interest’ ontbreekt bij onze bestuurders, lees: chauffeurs, niet. Zij kennen onze leden omdat zij op vaste dagen vaak vaste klanten vervoeren. Dat schept een band. Natuurlijk wegen ook bij de wijkbus de baten niet op tegen de kosten en moet er geld bij. Dat geld wordt verkregen door een subsidie van de gemeente. Die is overigens goedkoop uit. Weliswaar gaat het bij alle wijkbusorganisaties samen in de stad om tonnen, maar dat is niets vergeleken met de miljoenen die uitgetrokken worden voor het openbaar vervoer en het zorgvervoer. Dat de wijkbus nog steeds in een behoefte voorziet maken de cijfers duidelijk. Met zo’n duizend leden (dan ben je binnen het Rotterdamse best een grote vereniging) en ongeveer vijfentwintigduizend ritten per jaar is de “Vereniging Wijkbus Groot-IJsselmonde” dus gewoon niet meer weg te denken. Dit alles neemt niet weg dat er ook bij de wijkbus steeds nagedacht moet blijven worden over de vraag of het aanbod nog voldoet aan de vraag en of er wel voldoende wordt ingespeeld op nieuwe trends en ontwikkelingen. Dus, wie weet, rijdt er ook in ons gebied ooit een wijkbus die een vaste route rijdt en wijken met elkaar verbindt. Inclusief haltes. Dat blijken in de praktijk overigens vaak niet alleen plekken te zijn waar men kan in- of uitstappen, maar ook gelegenheden te zijn waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Er schijnen heel wat relaties te zijn die bij een bushalte zijn ontstaan. De Britse popgroep ‘The Hollies’ schreef daar in 1966 al een liedje over dat lange tijd de hitlijsten aanvoerde: Bus Stop.
‘Bus stop, bus goes, she stays, love grows. Under my umbrella’.