Het Dorp
Begin 1953 was ik voor het eerst van mijn leven in de Kuip. Niet dat ik me daar nog iets van herinner. Ik was net twee jaar. Het zal vrijwel zeker 31 januari zijn geweest. Er was een noordwesterstorm op komst. En niet zomaar een. Tot overmaat van ramp was er sprake van springtij, zodat bij alle weerkundigen, dijkgraven en burgemeesters de alarmbellen afgingen. In mijn dorp IJsselmonde gingen sirenes loeien en klonk er klokgelui om alle inwoners te waarschuwen voor naderend onheil. Het hele dorp was in rep en roer. Politiemannen, brandweerlieden en vrijwilligers werden opgetrommeld om versterkingen aan te leggen die het wassende water moesten tegenhouden. Het vee werd naar het hoger gelegen gebied, het Zomerland, gedreven. Daar ging ook een deel van de bevolking naartoe. Een ander deel werd met bussen naar het Feyenoordstadion vervoerd. In een van die bussen zat ik. Dat bezoek aan het stadion was van korte duur. Van een dijkdoorbraak is het gelukkig in mijn dorp niet gekomen, wel was er veel materiële schade. Dat was in Zuidwest Nederland helaas anders. Daar was echt sprake van, zoals dat is gaan heten, een Watersnoodramp.
Dat mocht ‘nooit meer gebeuren’ en zo werd het Deltaplan bedacht en in de jaren erna ook uitgevoerd. Voor mijn dorp betekende dat nogal wat. De Oostdijk moest worden opgehoogd en dat ging gepaard met de sloop van heel erg veel dijkwoningen. Omdat de Bovenstraat niet verhoogd kon worden, werd besloten die Oostdijk om het dorp heen te verlengen. De uitvoering van dat plan leidde tot de sloop van de watertoren die samen met de Adriaen Janszkerk het dorpsbeeld van IJsselmonde bepaalde. Samen met mijn vriend heb ik nog geprobeerd de sloop tegen te houden. Vergeefs. Als inspreker bij een commissievergadering van de toenmalige wijkraad kreeg ik al snel in de gaten dat ik ‘aan de verkeerde kant van de tafel’ zat. Dat is achteraf gezien misschien wel het moment geweest dat verklaart waarom ik later ook politiek actief ben geworden. Overigens was dit al de tweede aantasting van mijn dorp. De bouw van de Van Brienenoordbrug heeft er ongeveer in diezelfde jaren voor gezorgd dat het dorp volledig op de schop ging. Weilanden verdwenen en veel huizen moesten worden gesloopt. Maar het werd nog erger. Er moest nog een brug naast komen. Toen dat in de deelgemeenteraad, waar ik toen inmiddels lid van was, aan de orde kwam, stemde ik als enige tegen. De reden daarvoor lijkt me duidelijk: weer meer sloop, terwijl mijn dorp door eerdere ingrepen toch al naar de gallemiezen was geholpen. Van ongeveer 5000 inwoners groeide IJsselmonde in de loop der jaren uit naar een stadsdeel met ruim 60.000 inwoners. Zo is het meer dorpen vergaan. Met alle gevolgen van dien.
En dat brengt mij bij de Wijkbus. De meeste leden hebben mijn leeftijd of ze zijn ouder. Zonder het verleden te verheerlijken is er, als je hen spreekt (ja, tijdens een ritje wordt er heel wat gekletst), toch vaak wel sprake van enige nostalgie. Hun wieg stond namelijk meestal ook in een dorp of in een oude stadswijk in het Rotterdam van voor de oorlog. Ondanks een tekort aan van alles en nog wat – en vooral aan geld – waren de mensen niet persé ongelukkiger dan nu. Sterker nog: ‘Toen was geluk heel gewoon’. Men keek naar elkaar om en men had oog voor de ander. Verder was er vaak sprake van een sterk verenigingsleven. Niet alles daarvan is verdwenen. Daarvan getuigt onze eigen wijkbusvereniging. Een club van bijzondere waarde en van grote betekenis in het IJsselmonde van nu.